Hij speelde stadions plat met Vandenberg en Whitesnake. Daarna werd het stil rond Ad(je) van den Berg. Nu is de gitarist (58) terug; zijn nieuwe band staat in de startblokken. De jaren ’80-rockicoon over groupies, het gemekker van Coldplay en zijn lange pauze. ‘Ik wilde mijn dochter zien opgroeien.’ 

door Boudewijn Geels 
foto’s robinutrecht.com

(gepubliceerd in november 2012 in HP/De Tijd)

“Of ik bevoegd ben om je wat nieuwe nummers te laten horen?” Daar moet Ad van den Berg even over nadenken. Dan: “Ja, bevoegd ben ik natuurlijk wel, maar… Ach verrek, loop maar even mee. In mijn auto heb ik het beste geluid.”
We volgen de rockgitarist naar zijn kolossale Chrysler 300-stationcar. Hij laat een zelfgebrande cd in het dashboard zinken. Drie seconden later klinkt een Led Zeppelin-achtige gitaarriff. Dan komen de drums erbij. En de basgitaar. Twee rechtervoeten in de zwarte bolide gaan als vanzelf ritmisch op en neer.
Een zanger meldt zich, rauw maar zuiver. Van den Berg grijnst. “Lekker hè? Ik heb die jongen bijna letterlijk van zijn tractor getrokken. Hij heeft een grote boerderij in de polder.”
Volgt een nummer dat enigszins Aerosmith-achtig aandoet. Zo gedateerd als de pest dus, maar wel… lekker. Daar gaan de rechtervoeten weer.
Van den Berg, opgetogen: “Ik heb nu negen nummers. De laatste keer dat ik zo’n kick kreeg van mijn eigen demo’s was bij de eerste Vandenberg-plaat, dertig jaar geleden. Er zit een laten-we-niet-te-lang-doorpoetsengevoel in. Dat ongepolijste wil ik erin houden.”

Poedel
Wat je noemt een heel contrast met zijn vorige band. Wie bijgaande foto’s ziet zal het waarschijnlijk nauwelijks geloven – poseren is een vak apart en de fotograaf had er zin in – maar als je kort ervoor uitgebreid Whitesnakefilmpjes hebt bestudeerd op YouTube, is het even wennen om Ad van den Berg in zijn Enschedese deuropening te zien staan.
Oké, hij heeft nog altijd redelijk lang blond haar en torst ook op zijn 58ste geen grammetje vet met zich mee. Maar verder lijkt hij deze regenachtige woensdagmiddag alleen nog in de verte op de hypergestileerde poedel uit de Whitesnake-videoclip van Here I Go Again. Voor wie het is vergeten: dat was die beroemde clip uit 1987 waarin een ravissante roodharige in doorschijnend wit krols over twee Jaguars rolde.
Ook de bandleden keken, het fenomeen big hair naar een hoger niveau tillend, zo bronstig mogelijk de camera in. Van den Bergs gitaarsolo kwam getuige zijn heupbewegingen rechtstreeks uit zijn scrotum.
O ja, hij wist heel goed dat ze hem in bedompte holen in Amsterdam en Utrecht, waar jongeren in het zwart geëngageerd doom-dansten op Joy Division en The Cure, keihard uitlachten. Maar ook die vleermuizen kon onmogelijk ontgaan dat het toch wel verdomd cool was om een podium te beklimmen met tachtigduizend uitgelaten tien- en twintigers ervoor die de naam van jouw band scandeerden. “Good evening Detroit/Tokyo/Rio/Moscow! Are you ready to rock?!
Adrian Vandenberg, zoals hij over de grens heet, kreeg op zulke avonden een orkaan van geluid retour, vijftien jaar lang. Eerst met zijn eigen Vandenberg, daarna met Whitesnake, de band van ex-Deep Purple-zanger David Coverdale. De in Den Haag geboren Twentenaar werd in één adem genoemd met gitaargoden als Eddie Van Halen, Steve Vai en Joe Satriani.
Maar de laatste dertien jaar was het vrij stil rond ‘Adje’, zoals hij in Nederland altijd is blijven heten. Sommige fans wisten dat hij thuis in Enschede expressionistische schilderijen maakte. En vorig jaar was er, als vriendendienst, het nieuwe clublied voor FC Twente – een soort pastiche op Queens We Are The Champions. Maar zou hij ooit nog een nieuwe band beginnen en een nieuwe plaat maken?
Ja dus. Begin volgend jaar is de plaat er.

Stalksters
“Doe mij een lol en laat in je artikel in het midden waar ik precies woon, oké? Dit in verband met stalksters.”
Stalksters? Met alle respect, maar… nu nog? Van den Berg knikt ernstig. “Tot vijf maanden geleden zat ik in een nachtmerrieachtige toestand, die twee jaar heeft geduurd. Het was een vrouw van in de dertig. Ze hing hier voor de deur. Mijn dochter Mickey vond het doodeng. Dat mens belde me tientallen keren per avond op. Gewoon negeren, denk je dan, maar allebei mijn ouders moesten in die periode naar een verzorgingstehuis, en ik kreeg daar veel telefoon over. Omdat mevrouw haar nummerherkenning had uitgezet, kreeg ik haar soms toch aan de lijn. Hoorde ik iemand ademen, met op de achtergrond een of ander I love you-nummer.” Toen hij haar liet weten aangifte bij de politie te hebben gedaan, werd het, vertelt hij, ‘redelijk rustig’.
Akkoord, we volstaan met de mededeling dat hij vrijstaand woont aan de rand van Enschede, in een niet al te groot huis dat hij voorheen gebruikte als atelier. Het is een typisch mannenhuis. Niet vies, maar – althans, op de dag van het interview – ook niet extreem schoon. Het kraantje in het toilet is defect en overal in de woonkamer slingeren boeken en gitaren.
De enige vrouw die de sleutel van zijn huis heeft, is dan ook zijn dertienjarige dochter.

Harley
“Mickey woont even verderop bij haar moeder, maar is hier zo vaak mogelijk. Zeker twee dagen per week. Ik vind het fijn een dochter te hebben. Jongens gaan zich tegen je afzetten, een dochter blijft lekker tegen je aanhangen.”
Hij was al die jaren vast de stoerste pa van het schoolplein. “Nou, dat valt wel mee. Als Whitesnake hier in de buurt optreedt, speel ik altijd wel een paar nummertjes mee. Ik nam Mickey een keer mee toen ze vier was. Hoorde ze het publiek ‘Adje, Adje!’ roepen en werd ze boos: ‘Hee, dat is míjn vader!’ Ze is ook regelmatig uitgelachen omdat ik lang haar heb. Zo van: ‘Haha, jouw vader lijkt op een moeder!’ Het had van haar dus best wat normaler en relaxter mogen zijn. Hoewel ze het dan wel weer leuk vond op achter op een Harley naar school te worden gebracht.”
Een Harley? Is dat niet een tikje cliché voor een rocker? Met een schuldbewuste hoofdknik: “Dat zijn de dingen die je nu eenmaal gaaf vindt met z’n allen, ook door de mythe eromheen. Maar ik heb nooit op een Harley rondgereden in videoclips of zo. Dán wordt het pas een cliché. Vince Neil en Rob Halford (de zangers van de hardrockbands Mötley Crüe en Judas Priest – BG) scheurden er zelfs mee het podium op.”
De mannen van Whitesnake waren een stel koorknapen vergeleken met Mötley Crüe, zegt Van den Berg. Die band liet de verboden stimulantia zo ongeveer per pallet aanrukken. En waar de clips van Whitesnake gewoon over the top waren, mochten die van Mötley Crüe gerust ‘totaal belachelijk’ heten.
Dat zat hem met name in het gebruik van vrouwen – het woord ‘gebruik’ is hier bewust gekozen. Van Mötley Crüe is het verhaal bekend van een groupie wier vurige wens het was intiem te zijn met een of meerdere leden van de band. Helaas, de heren waren tijdelijk moegestreden. Maar ze wilden hun trouwe fan niet teleurstellen. “Als jij nu plaats neemt op deze fles en zo blijft zitten tot na het concert, krijg je alsnog je zin.” En jawel hoor, ze zat er nog.
Van den Berg, lachend: “Ja, elk genre muziek heeft zijn eigen groupies. Die van Mötley Crüe waren wat meer kinky dan de onze. Hoewel er wel enige overlap was.”

‘Roomservice’
Oorlogsverhalen heeft hij zelf ook. Zo werd hij in een Amerikaanse hotelkamer besprongen door twee jonge vrouwen in schoonmaakstersuniform die zich als roomservice hadden geïdentificeerd. Een potige securitymedewerker concludeerde dat een of andere vuige rocker doende was zich aan het hotelpersoneel te vergrijpen. “Werd ik aan mijn haren de gang op gesleurd. Gelukkig zal onze tourmanager in de kamer ernaast. Terwijl de dames wegvluchtten – hun uniformen werden later achter in de tuin van het hotel aangetroffen – zei hij op besliste toon: “Adrian sexually harassing a woman? Impossible!”
En dat was ook zo, zegt hij. “Ik had in die tijd een relatie met de moeder van mijn dochter, en ik ben van de oude stempel: bezet is bezet.” Spijtig voor de groupies, die bij concerten altijd in ruime mate voorhanden waren. “Stonden er zestig aantrekkelijke vrouwen hun waren te showen in de hospitality room. Maar – het staat je vrij om me niet te geloven – ik bedankte dus altijd. Tja, Herman Brood vond me vroeger ook al een saaie gast. Ik zoop niet, ik snoof niet en ik ging niet achter de wijven aan. Toen Vandenberg in de VS toerde, waren de zanger, de drummer en de bassist elke avond aan de rol. Adje zat ondertussen nieuwe nummers te schrijven op zijn hotelkamer.”
Hielden zanger David Coverdale en gitarist Steve Vai, Whitesnakes andere blikvangers, er ook zo’n ascetische levensstijl op na? “Ja. Die jongens waren al wat ouder. Ze hadden hun wilde jaren al gehad. David was al op zijn 21ste zanger van Deep Purple geworden en wist: als je continu de beest uithangt, hou je zo’n tournee gewoon niet vol. Dus zat hij elke avond op zijn kamer films te kijken en boeken te lezen.”
Dat kwam overigens ook door Tawny Kitaen, de roodharige uit de Here I Go Again-clip. “Ik heb Tawny tijdens de opnamen dingen zien doen die je zelfs in stripclubs niet tegenkomt. David bleek daar niet geheel ongevoelig voor. Hij trouwde zelfs met haar. Tawny kwam zelf uit de groupiescene – ze had het eerder ook met O.J. Simpson aangelegd – en was niet van plan haar kersverse man te laten afpakken door een ‘collega’. Dus zorgde ze ervoor dat David streng werd beveiligd.”
Het huwelijk hield niet lang stand. “Aan David lag het niet; hij was heel straight. Maar Tawny was voortdurend naar de kloten. Ze gebruikte alle dope die maar voorhanden was. Ze is nog steeds een liefhebber, heb ik begrepen.” Op internet staan inderdaad ontluisterende politiefoto’s van Kitaen. Ook recente.

Burning heart
Van den Berg toont de gitaren die belangrijk zijn geweest in zijn carrière. Er is de totaal versleten Fender Stratocaster waarop hij begon. “Dit ding is nog van Robbie van Leeuwen van Shocking Blue geweest.” Er is, ‘nog steeds mijn favoriet’, de loodzware goudkleurige Gibson Les Paul waarmee hij alle nummers van Vandenberg en Whitesnake inspeelde.
En er is een nieuwe gitaar van zwart kunststof waar ‘Aristides’ op staat. “Gemaakt door de Nederlandse gitaarbouwer Aristides Poort. Hij heeft er een heel nieuw type kunststof voor ontwikkeld. Geweldig, dit ding! Een gitaarhals zonder dead spots, wat je met houten halzen wel altijd hebt.”
Van den Berg blijkt onbezoldigd pr-man van het Nederlandse gitaarmerk. Ja, hij wil best een stukje op het Stealth-achtige instrument (kosten ongeveer 3500 euro) spelen. Grappig: net als miljoenen amateurs blijkt ook de wereldberoemde Adrian Vandenberg – zelf is hij een groot fan van Jimi Hendrix en Stochelo Rosenberg – dan een klein versterkertje in een hoek te hebben staan waar je pas bij kunt als je de eetkamerstoelen opzij schuift.
Hij speelt het klassieke intro van Burning Heart, de rockballad waarmee Vandenberg in 1982 doorbrak. Het verschil met een ‘gewone’ gitaar horen we niet meteen, maar de eerste maten van zijn wereldhit doen herinneringen herleven aan de jaren tachtig, toen honderdduizenden langharige Nederlandse jongens zichzelf dagelijks in ongezond strakke spijkerbroeken hesen. T-shirt en spijkerjasje met het logo van Iron Maiden, Saxon of AC/DC eroverheen en klaar was het uniform van Kees, of Jeroen, of Niels, of Danny.
Dat wil zeggen: in de provincie. In de grote stad keken ze een beetje op hardrock neer. Het heeft Van den Berg altijd geërgerd. “De radio-dj’s in Hilversum besteedden er gewoon geen aandacht aan. Nog steeds niet trouwens. Sex on Fire van Kings of Leon draaien ze wel. Dat nummer hangt ertegenaan, maar die jongens van Kings of Leon roepen heel hard dat ze absolúút niet willen klinken als bands uit de jaren zeventig en tachtig. Hoor jij Wolfmother weleens op de radio? Of een van mijn favoriete bands van nu, Alter Bridge? Nee, het is altijd maar weer het brave tingeltangel-gemekker van Coldplay.”

Grunge
Toch heeft hij het gevoel dat er langzaam iets aan het veranderen is. “Dankzij bands als Muse en The Black Keys beginnen gitaarmuren à la de jaren tachtig weer een beetje te mogen. Soms hoor ik zelfs weer een gitaarsolo. Dat was sinds de grungetijd helemáál not done.”
Ach ja, al die grungers die zich begin jaren negentig fanatiek afzetten tegen hairbands als Whitesnake. “Ze hadden totaal niet door dat ze zelf óók in uniformpjes liepen, met hun houthakkersoverhemden en kniebroeken met Dr. Martens-schoenen eronder. Die jongens van Nirvana en Pearl Jam konden technisch ook niet in de schaduw staan van de topbands uit de eighties. Als je toen niet héél goed gitaar speelde of drumde, kwam je niet aan de bak. Jonge gastjes die nu goeie muzikanten willen horen, moeten dus terug naar de jaren tachtig.”
Zelf verwierf hij dat decennium faam met gitaarsoli die niet zozeer bloedstollend snel waren – zijn Whitesnake-collega Steve Vai hield hij niet bij – maar wel uiterst melodisch. De solo’s van Burning Heart en Here I Go Again zijn ‘nummers binnen de nummers’, die in je hoofd blijven hangen. “Ik weet wat mijn sterke punten zijn: componeren en melodisch soleren. Toch heb ik me destijds laten opfokken door Steve. Daarom heb ik ook het liefst één gitarist in mijn band. Maar ja, Whitesnake was Coverdales band.”
Bovendien raakte Van den Berg in 1989 geblesseerd aan een hand, waardoor hij de door hem gecomponeerde nummers voor het Whitesnake-album Slip of the Tongue niet kon inspelen. Dus contracteerde Coverdale snelheidsduivel Vai, die ook voor de wereldtournee van 1990-1991 werd ingehuurd en in de videoclips prominenter in beeld kwam dan Van den Berg. Dat vonden chauvinistische hardrockfans te Leeuwarden en Doetinchem helemaal niet leuk.
Wat ze ook niet leuk vonden, was dat het laatste Whitesnake-album waaraan hun landgenoot meeschreef, Restless Heart uit 1997, niet kon tippen aan zijn voorgangers. Het haalde het ook niet bij het titelloze debuutalbum van Vandenberg uit 1982. Van den Bergs uitleg: “Vanwege het muzikale klimaat in 1997 wilde de platenmaatschappij dat Restless Heart een stuk tammer zou worden. Aan die druk hebben we wat te veel toegegeven.”
In 1999 stopte hij ermee. De Twentenaar pakte zijn oude professie van kunstschilder weer op (de hoezen voor de Vandenberg-lp’s ontwierp hij destijds zelf) en ging twee dagen per week voor zijn dochter zorgen. Hoewel financieel niet ‘binnen’ kon hij zich zo’n pauze permitteren. “Ik wilde het anders doen dan Steve Vai. Die zag zijn zoontje tijdens tournees maar eens per drie weken. Ik wilde Mickey echt zien opgroeien.”

Rechtszaak
Volgend jaar zal dochterlief zien hoe pa dertig jaar geleden zijn brood verdiende: met een bandje met louter Nederlandse muzikanten optreden in kleinere zalen en op festivals, en zich zo een weg omhoog knokken.
De cd verschijnt komend voorjaar. Qua productie niet volledig gladgestreken, zoals de albums van Whitesnake, maar lekker rauw en bluesy, belooft Van den Berg. Frontman is de zingende boer Jan Hoving, die ook het FC Twente-lied inzong. Van den Berg, stralend: “In de jaren tachtig zou Jan door heel veel bands zijn besprongen. Omdat dit soort muziek ‘uit’ is, is dat gelukkig niet gebeurd.”
De bassist en de drummer plukte hij van de Enschedese Popacademie. “Dat is veel leuker dan een internationale superband formeren die maximaal één tourneetje zal bestaan.”
Zijn oude Vandenberg-maten inschakelen was geen optie, daar dat trio in 2011 probeerde via een rechtszaak de bandnaam Vandenberg te claimen. “Het meest surrealistische wat ik in mijn leven heb meegemaakt. Natúúrlijk verloren ze.”
Zanger Bert Heerink noemt hij nu spottend ‘Bert Haring’. Op Facebook schreef hij over bassist Dick Kemper: “Appropriate first name”.
Dat komt dus nooit meer goed.
Toch zal zijn nieuwe band op z’n minst deels ‘Vandenberg’ heten. De spijkerjasjes kunnen weer uit de kast.